Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het geschiedde ook in die dagen, als er [1]geen koning was in Israel, dat er een Levietisch man was, verkerende als vreemdeling [2]aan de zijden van het gebergte van Efraim, die zich een vrouw, een [3]bijwijf, nam van [4]Bethlehem-juda. 1. Dat is, geen wettelijke hoge overheid of regeerder, die de boosdoeners strafte; zie boven, hfdst.17 vs.6. Hieruit ontstonden mede de ongebondenheid van het bijwijf van den Leviet [die noch in Efraim, noch in Juda gestraft werd] en de gevolgde zeer gruwelijke daad der inwoners van Gibea. 2. Dat is, aan een der zijden; zie boven, hfdst.12 vs.7. 3. Zie Gen.22:24. 4. Zie Gen.35:19; en boven, hfdst.12 vs.8.